
Het is halverwege maart. De wereld worstelt met Corona.
In bed ligt Carina. Ze worstelt ook. Een fikse longontsteking heeft ze. De zorgmedewerkster die net uit haar kamer komt, zegt: “Ze is ziek-ziek”.
Da’s niet niks. Ik mag toch bij haar. Het is pas de derde keer dat we elkaar zien, maar het klikt enorm.
De laatste keer dat ik haar ontmoette, dansten de lichtjes in haar ogen. Vol warmte en leven. Ze keek verrast op, toen ik haar vertelde wat ik zag. Met een nieuwsgierige blik bekeek ze zichzelf in de spiegel. Na een paar seconden beaamde ze m’n bevinding. Inderdaad, nu zag ze het ook. En nog eens bekeek ze de fonkelende levenskracht in zichzelf. Verbaasd over haar eigen uitstraling.
Nu zwoegt haar lijf naar adem. Haar blik is troebel van de medicijnen. Toch is er herkenning. En een overstelpende moeheid. Haar ogen zakken dicht. Maar haar hand pakt mijn hand stevig vast.
Ik hang over de bedrand, neurie, aai. Na tien minuutjes maak ik aanstalten om weg te gaan. Onmiddellijk schieten haar ogen wijd open. Niet gaan, begrijp ik.
En weer hang ik over de bedrand, neurie, aai. Opnieuw besluit ik afscheid te nemen. En weer gaan Carina’s ogen wijd open. Onze ogen in elkaar.
“Samen zingen”, fluistert ze moeizaam.
“Suzanne?”, vraag ik zacht.
Ze knikt en raspt de eerste woorden mee. Dicht naast haar zing ik verder. Over Suzanne, een bank aan het water. En Jezus, de visser. Het is het lied dat we vorige keer samen zongen, uit volle borst, a capella, de woorden doorleefd.
Welke kant ga je op Carina? Blijf je of ga je?
“En je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant, en je moet haar wel vertrouwen, want zij houdt al jouw gedachten in haar hand”.
Na drie dagen is ze gegaan. De lichtjes in haar ogen blijven me bij. Ik was nog op zoek naar een liedje.
Als ik het vind, zing ik het voor jou, lieve Carina.
En dan bestaat er geen overkant.
Prachtig Karin
LikeLike
Dank jou wel Joep! Fijn om weer een blog te plaatsen en meteen jouw reactie te lezen!
LikeLike